

Een van de dieren die ik wel kon leveren voor Wildebeesten is de Rüppel’s gier. Dit exemplaar komt oorspronkelijk uit dierentuin Blijdorp en staat in mijn collectie. Vroeger werden veel dieren uit dierentuinen aan het museum gegeven om te worden opgenomen in de wetenschappelijke collectie. Deze gierensoort is genoemd naar Eduard Rüppel (1794-1884), een Duitse bioloog die veel onderzoek heeft gedaan naar de vogels van Oost-Afrika.
Omdat de gnoes echt massaal in kuddes over de Serengeti denderen, zou het natuurlijk het mooiste zijn om een grote kudde gnoes neer te zetten. Uiteindelijk hebben we vijf volwassen dieren en een jonkie kunnen krijgen. Geen grote kudde maar dat verbaast me niet. Ten eerste moet je specifiek de blauwe gnoe hebben die op de Serengeti rondtrekt. En dan zijn er maar zo’n tien musea die, als je geluk hebt, allemaal zo’n gnoe hebben en hem dan ook uit willen lenen.
Verder zijn niet alle dieren uit onze collectie geschikt om tentoon te stellen. Vroeger, zeg maar voor 1900, werden dieren nog wel opgezet voor de collectie. Dat deden ze niet voor het mooie, maar voor de wetenschap: je moet kunnen zien wat voor huid een dier heeft, hoe zijn botstructuur is etc. om te kunnen zeggen welke soort het is. Na 1900 werden dieren niet meer opgezet, heel praktisch vanwege ruimtegebrek. Nu worden huiden gebalgd, een soort gedroogd, en de botten bewaren we apart in lades. Dat is voor de wetenschap prima. Dit betekent wel dat de opgezette dieren die we hebben meer dan 100 jaar oud zijn en minder mooi. Nieuwe dieren krijgen we vaak vanuit dierentuinen zoals Blijdorp. Die werden toen opgezet voor de wetenschappelijke collectie, maar hiervoor zijn die eigenlijk minder interessant. Ze leven in dierentuinen onder andere omstandigheden dan in het wild, hun skelet wordt anders, ze krijgen minder grote kauwspieren omdat ze kant en klaar voer krijgen, het pigment in hun huid is anders, en ze krijgen misschien slijtageplekken. Met dit alles zijn ze dus niet te vergelijken met hun wilde soortgenoten en daarom minder geschikt als wetenschappelijk object. Als er nu voor tentoonstellingen een dier uit mijn collectie nodig is, geef ik ze dus meestal een voormalig dierentuin exemplaar.
