vrijdag 1 augustus 2008

Hein van Grouw - Mijn dieren zijn het meest populair - helaas


Ik zorg voor alle zoogdieren en vogels die Naturalis in haar wetenschappelijke collectie heeft. Dat is de grote verzameling van opgezette dieren, skeletten en huiden, die in die hoge toren staat naast het museum. Het zijn ook meteen de meest populaire dieren want ze spreken een groot publiek aan. En mij ook natuurlijk, als collectiebeheerder! Ik vind het heel belangrijk dat wij mensen vertellen over onze collectie, zodat je kunt leren hoe de natuur eruit ziet en hoe dat vroeger is geweest.

Mijn werk voor Wildebeesten zit er al weer op. Pieter en Ilse, die de nieuwe tentoonstelling bedenken, willen graag de belangrijkste dieren uit de Serengetivlakte in de zaal hebben. Dat vragen ze eerst aan mij: welke dieren heb je? Natuurlijk gaat dat om de gnoe, maar ook een zebra, leeuw, hyena en krokodil. Alleen: voor Wildebeesten heb ik maar heel weinig dieren. Dieren uit Afrika hebben we bijna niet. Het zwaartepunt van de Naturalis collectie ligt in Indonesië en Europa.

Een van de dieren die ik wel kon leveren voor Wildebeesten is de Rüppel’s gier. Dit exemplaar komt oorspronkelijk uit dierentuin Blijdorp en staat in mijn collectie. Vroeger werden veel dieren uit dierentuinen aan het museum gegeven om te worden opgenomen in de wetenschappelijke collectie. Deze gierensoort is genoemd naar Eduard Rüppel (1794-1884), een Duitse bioloog die veel onderzoek heeft gedaan naar de vogels van Oost-Afrika.
Omdat de gnoes echt massaal in kuddes over de Serengeti denderen, zou het natuurlijk het mooiste zijn om een grote kudde gnoes neer te zetten. Uiteindelijk hebben we vijf volwassen dieren en een jonkie kunnen krijgen. Geen grote kudde maar dat verbaast me niet. Ten eerste moet je specifiek de blauwe gnoe hebben die op de Serengeti rondtrekt. En dan zijn er maar zo’n tien musea die, als je geluk hebt, allemaal zo’n gnoe hebben en hem dan ook uit willen lenen.

Verder zijn niet alle dieren uit onze collectie geschikt om tentoon te stellen. Vroeger, zeg maar voor 1900, werden dieren nog wel opgezet voor de collectie. Dat deden ze niet voor het mooie, maar voor de wetenschap: je moet kunnen zien wat voor huid een dier heeft, hoe zijn botstructuur is etc. om te kunnen zeggen welke soort het is. Na 1900 werden dieren niet meer opgezet, heel praktisch vanwege ruimtegebrek. Nu worden huiden gebalgd, een soort gedroogd, en de botten bewaren we apart in lades. Dat is voor de wetenschap prima. Dit betekent wel dat de opgezette dieren die we hebben meer dan 100 jaar oud zijn en minder mooi. Nieuwe dieren krijgen we vaak vanuit dierentuinen zoals Blijdorp. Die werden toen opgezet voor de wetenschappelijke collectie, maar hiervoor zijn die eigenlijk minder interessant. Ze leven in dierentuinen onder andere omstandigheden dan in het wild, hun skelet wordt anders, ze krijgen minder grote kauwspieren omdat ze kant en klaar voer krijgen, het pigment in hun huid is anders, en ze krijgen misschien slijtageplekken. Met dit alles zijn ze dus niet te vergelijken met hun wilde soortgenoten en daarom minder geschikt als wetenschappelijk object. Als er nu voor tentoonstellingen een dier uit mijn collectie nodig is, geef ik ze dus meestal een voormalig dierentuin exemplaar.

Ik vind het tegelijkertijd ook lastig dat ‘mijn’ zoogdieren en vogels zo veelgevraagd zijn, want er zitten altijd risico’s aan het tentoonstellen van die dieren in het museum. Mensen mogen er absoluut niet aan zitten. Sowieso is de vacht behandeld met chemische middelen dus dat is niet goed om aan je handen te krijgen. Maar de vacht kan beschadigen door aanraking, de haren vallen dan uit bijvoorbeeld. En het klimaat in het museum is wel gereguleerd, continu 18 graden, maar toch minder dan in de toren. Bijvoorbeeld voor een zebra is het funest als het te warm is. De huid krimpt dan waardoor hij openscheurt. Juist die zoogdieren van meer dan 100 jaar oud zijn extra gevoelig voor temperatuur en vocht, omdat ze anders geprepareerd zijn. En dat zijn nu juist de kostbaarste exemplaren. Dus ik stel hoge eisen als dieren uit mijn collectie worden tentoongesteld. Dat is wel eens jammer want ik moet vaak nee zeggen. Maar die dieren moeten voor wetenschappelijk onderzoek nog wel een paar 100 jaar meegaan!